Nieuws
01 juli 2025
“Het Juniorprogramma gaf mijn carrière echt een boost.”
Interview met Anouk, voormalig Junior Expert in Benin
Op haar 28ste vertrok Anouk Bonte naar Benin als Junior Expert. Die ervaring betekende een kantelpunt in haar loopbaan: na haar terugkeer werkte ze onder meer bij Plan International en op het kabinet van voormalig minister van Ontwikkelingssamenwerking Caroline Gennez. Vandaag is ze adjunct-directrice van het Klein Kasteeltje bij Fedasil.
Anouk droomde van een job in de internationale samenwerking, maar zonder ervaring bleek dat niet vanzelfsprekend. Het Juniorprogramma opende die deur. “Het programma heeft een goede reputatie, en je doet er écht expertise op. Als je daarna solliciteert, voelen mensen dat je gegroeid bent,” vertelt ze.
Na haar opdracht in Benin kon ze vrijwel meteen aan de slag bij Plan International. “Daar liepen meerdere oud-juniors rond. Je merkt dat Belgische ngo’s de juniorervaring waarderen.” Daarna volgde een kans op het kabinet van minister voor Ontwikkelingssamenwerking Caroline Gennez, waar ze werkte rond gender, niet-gouvernementele samenwerking, , jongerenparticipatie en duurzame ketenzorg. “Mijn tijd in Benin was echt een meerwaarde, als je zelf voor een project van de internationale samenwerking hebt gewerkt, kan je je sommige zaken toch beter inbeelden. Dat helpt enorm bij het uitwerken van beleidsaanbevelingen.”
Leren wat echte samenwerking betekent
Anouk werkte als junior bij APEFE, het agentschap voor internationale samenwerking van de Federatie Wallonië-Brussel. binnen een medisch opleidingsinstituut en met de universiteit van Parakou, een stad centraal gelegen in Benin. Haar opdracht focuste op pedagogie en digitalisering, maar dat laatste bleek niet haalbaar zonder extra middelen. “Digitalisering stond niet bovenaan de prioriteitenlijst van lokale collega’s. Wat echt leefde, kwam pas naar boven door goed te luisteren en aanwezig te zijn.”
Die gesprekken leidden tot een ander traject waar de focus kwam te liggen op gender en gendergerelateerd geweld: samen met een verpleegkundige richtte ze een soort Centrum voor Leerlingenbegeleiding op, waar studenten terechtkonden met vragen en problemen, waaronder seksueel geweld tijdens stages. Ook ontwikkelden ze samen met de studenten een informatiebrochure over anticonceptie in Benin en stelde ze met stagebegeleiders een deontologische code op. Ze leerde doorheen haar tijd als junior een belangrijke les. “Je kan niets opleggen. Wat je doet moet vertrekken vanuit echte noden en vooral: samen.” Dat geldt trouwens evengoed voor beleid: “Ik kon zoveel beleidsnota’s schrijven als ik wou, maar als de sector het niet draagt, wat is dan het punt?”
Terug in België: zoeken naar evenwicht
De terugkeer uit Benin was even aanpassen. “Ik voelde me wat verloren. Alles in België leek ineens strak georganiseerd. Afspreken vergt agenda’s, planningen… Terwijl ik aan het begin van mijn traject net naar structuur zocht in Benin. Maar ik begon de waarde in te zien van een minder rigide systeem, van flexibiliteit.”
Deze ervaring gaf haar ook meer relativeringsvermogen. “Ik sukkelde er met mijn gezondheid en werd een paar keer stevig ziek. Dan besef je hoe kwetsbaar je bent. In Parakou was goede gezondheidszorg niet vanzelfsprekend, we zaten op 7 uur rijden van de hoofdstad Cotonou. Ik kon mij in België verder laten verzorgen. Mensen uit Parakou hebben die uitweg niet.”
Vandaag werkt Anouk in het Klein Kasteeltje als adjunct-directrice, waar 800 mensen worden opgevangen en 400 mensen in noodopvang worden verder geholpen. Ze combineert management met operationele taken. “Ik miste menselijk contact toen ik op het kabinet werkte. Ik werd daar plots ‘Mevrouw Bonte’, hier stappen collega’s en bewoners gewoon op me af.”
Een prachtig netwerk en een gezonde dosis zeflreflectie
Anouk benadrukt het sterke netwerk dat het Juniorprogramma biedt. “Je deelt dezelfde visie en achtergrond. Die klik met andere juniors, is er vaak meteen. Bij Plan, in mijn huidige job… oud-juniors herken je snel. Het is ook meer dan professioneel: ik hield er hechte vriendschappen aan over.”
Hoewel ze nu in Brussel werkt, voelt ze nog steeds de drang om opnieuw in het buitenland te werken. “Misschien niet voor twee jaar, maar een kortere opdracht zou me zeker aanspreken.”
Wat haar wel blijft bezighouden, is de noodzaak om het systeem gelijker te maken. “Het programma bood mij veel, maar het was toen vooral gericht op Europeanen. Terwijl het net zo waardevol is om jonge professionals uit partnerlanden dezelfde kansen te bieden. Ik ben dan ook blij dat hier in het nieuwe juniorprogramma een opening voor werd gemaakt.”
Ze stelt zich ook vragen bij haar eigen positie. “Hoe ‘samen was de samenwerking in Benin uiteindelijk echt? Je vertrekt met onbewuste ideeën, en omgekeerd ook. Hoe open durven mensen echt zijn als jij de buitenstaander bent? Het is gezond om je eigen positie in vraag durven te stellen.”
Tot slot: haar advies aan toekomstige juniors?
“Doen! Het is intens, je botst op jezelf, maar net dat maakt het zo waardevol. Je leert flexibel zijn, samenwerken, en bovenal jezelf beter kennen. En dat netwerk van juniors? Of je nu actief blijft binnen de sector of niet, dat blijft.”