Nieuws

14 mei 2025

Een nieuw narratief: van hulp naar investering

Interview

portrait of joseph nganga

Joseph Nganga is speciaal gezant van Mission 300, een initiatief van de Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank dat tot doel heeft om tegen 2030 zo’n 300 miljoen mensen in Sub-Saharaans Afrika toegang te bieden tot elektriciteit.

 

Hij is de vorige ondervoorzitter voor Afrika van de Global Energy Alliance for People and Planet, een sleutelfiguur in de energie- en klimaatsector in Afrika. Hij was CEO van de allereerste Afrikaanse klimaattop in 2023. Nganga is een overtuigd pleitbezorger voor duurzame investeringen met het oog op een klimaatpositieve ontwikkeling in Afrika. In het volgend interview heeft hij het over de groeiende trend naar investeringen op lange termijn, over het belang van klimaatfinanciering en hoe partnerschappen, zoals die met België, het potentieel van Afrika kunnen ontgrendelen in energie, infrastructuur en groene industrialisatie.

 

Ontwikkelingshulp wordt wereldwijd meer en meer ter discussie gesteld. Wat is daar volgens u de reden voor?

Deze golf van veranderingen valt te verklaren door verschillende factoren. Veel overheden die internationale ontwikkeling financieren, worden geconfronteerd met enorme druk op hun begroting. Dan zijn er twee opties: ofwel verhoog je de belastingen – vaak niet aangewezen vanuit politiek standpunt – of je vermindert de uitgaven – waarbij op zoek wordt gegaan naar elementen waar het minst weerstand tegen is, zoals hulp aan het buitenland.

Bovendien groeit het gevoel van donormoeheid. Er wordt al vele jaren hulp verleend, en mensen beginnen zich af te vragen wanneer de ontvangers zelf in hun noden zullen kunnen voorzien. Ten slotte is er ook de mondiale politieke context waarin staten steeds meer naar zichzelf kijken en ontwikkelingshulp minder aantrekkelijk wordt.

Maar er is misschien toch nog een voordeel aan de huidige crisis in de ontwikkelingshulp: het verplicht Afrikaanse landen om naar hun eigen capaciteiten en talenten te kijken, en het is een kans voor de burgers om hun leiders verantwoordelijk te stellen. Ook de ontwikkelingsgemeenschap moet van de gelegenheid gebruikmaken om grondig na te denken over hoe ze te werk gaat. Als we ontwikkelingshulp echter abrupt stopzetten, lopen we het risico het kind met het badwater weg te gooien.

 

Hoe kunnen we in een veranderende internationale samenwerking overstappen van traditionele modellen naar een verhaal gebaseerd op meer gelijkheid en partnerschap dat de mondiale uitdagingen en opportuniteiten van vandaag weerspiegelt?

Enabel heeft al heel vroeg het voortouw genomen om de internationale samenwerking opnieuw uit te vinden, door ervoor te zorgen dat er – naast de levensnoodzakelijke steun – ook gewerkt wordt aan partnerschappen op lange termijn die oplossingen bieden. De belangrijkste vraag is: hoe handelen we als echte partners, en niet volgens het traditionele schema ontvanger-weldoener? Werkelijke partnerschappen kunnen krachtige win-winkansen creëren. België, met zijn expertise in infrastructuur, scheepvaart en waterstof, is goed geplaatst om samen te werken met Afrikaanse landen zoals Sierra Leone, dat zich in die domeinen sterk aan het ontwikkelen is. De diepzeehaven van Sierra Leone, bijvoorbeeld, heeft het potentieel om een strategische hub in West-Afrika te worden. Dat potentieel ontgrendelen vereist echter technologie en financiering.

Het is daarbij onontbeerlijk om informatiekloven te overbruggen en de capaciteiten van België af te stemmen op de noden en de projecten in Sierra Leone die klaar zijn voor investeringen. De Port of Antwerp-Bruges geeft het goede voorbeeld, niet enkel in havenontwikkeling maar ook in efficiënt beheer, en zou een waardevolle partner kunnen zijn. Door een deel van het ontwikkelingsbudget vrij te maken voor de bouw van een groot infrastructuurproject in Sierra Leone, zou België kunnen helpen om kritieke tekorten in infrastructuur aan te pakken, economische groei te ondersteunen en werkgelegenheid te creëren. België van zijn kant zou expertise exporteren, rendement op investering krijgen en zijn banden met de regio versterken. Zo wordt het een werkelijk wederzijds voordelig partnerschap.

 

Op welke prioriteiten zouden Afrikaanse landen, vanuit Afrikaans standpunt, de nadruk moeten leggen om dit nieuwe verhaal vorm te geven en aan te sturen?

Tijdens het 2025 SEforALL Global Forum in maart verwees minister-president van Barbados Mia Amor Mottley naar de sport cricket. Ze vertelde dat je moet spelen op het veld zoals het erbij ligt en niet moet beginnen vragen naar een beter terrein. Dat idee past binnen het verhaal van de Afrikaanse klimaattop, waarbij de nadruk werd gelegd op de nood voor Afrikaanse landen om te vertrekken vanuit hun eigen sterktes en middelen.

Afrikaanse overheden moeten aangeven dat ze willen innoveren en nadenken over hoe ze hun problemen kunnen oplossen en kansen kunnen grijpen. Daarbij moeten ook investeringen door Afrikanen zelf aangemoedigd worden. Er is namelijk steeds meer belangstelling om het eigen kapitaal en spaargeld in Afrika te gebruiken voor de financiering van infrastructuurprojecten.

Getuige daarvan zijn bijvoorbeeld de uitgifte van groene obligaties door Tanzania, het partnerschap tussen het Nigerian Sovereign Wealth Fund (NSIA) en Africa 50 om te investeren in de elektriciteitssector in Nigeria. Er is de samenwerking tussen Nigeriaanse pensioenfondsen, onder leiding van Access ARM Pensions en ondersteund door Infracredit, om garanties voor risicobeperking te verlenen aan de pensioenfondsen. Bovendien zorgt de methode van het tokeniseren ervoor dat lokale kleine beleggers ook de mogelijkheid krijgen om te investeren. Deze methode biedt meer garantie op transparantie en dus een betere toegang tot deze nieuwe financiële mechanismen, wat leidt tot brede participatie en vertrouwen.

Samenwerking over de grenzen heen en inter-Afrikaanse handel zijn ook van essentieel belang. Een van de belangrijkste agendapunten in de Dar es Salaam Declaration on Energy Access was het engagement van Afrikaanse presidenten om prioriteit te geven aan de ontwikkeling van regionale transmissielijnen. Die zorgen voor meer verbindingen over de grenzen heen tussen de verschillende stroomnetten in Afrika. Zo wordt vooruitgang geboekt op de doelstellingen van Mission 300.

Waarom is dat zo belangrijk? Afrikaanse landen hebben relatief kleine markten en de nutsbedrijven zijn grotendeels niet interessant voor de banken. Investeringen op lange termijn houden risico’s in als ze van slechts één nutsbedrijf in één land afhankelijk zijn. Onderlinge verbanden creëren tussen verschillende landen verlaagt het risico en zorgt voor grotere projecten die schaalvoordelen bieden. De onderlinge verbanden zorgen ook voor vermogensoptimalisatie: landen met overtollige stroomopwekking zoals Ethiopië verkopen het surplus aan landen met grote stroomtekorten zoals Zuid-Soedan. Dat helpt op zijn beurt dan weer om betaalbare elektrificatie mogelijk te maken, wat onontbeerlijk is om het potentieel van Afrika te ontgrendelen in minerale rijkdommen, groene industrieën met een hoge toegevoegde waarde en bredere economische groei.

Dankzij deze regionale integratie kunnen Afrikaanse landen samenwerken vanuit hun eigen sterktes. Op die manier versterken ze hun onderhandelingspositie, meer dan wanneer elk land op zijn eentje handelt.

 

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die gesprekken plaatsvinden en hoe brengen we de juiste spelers samen om ideeën om te zetten in investeringen?

Voor echte economische transformatie moeten we klimaatpositieve en energie-investeringen koppelen aan industriële ontwikkeling. Tanzania is daar een goed voorbeeld van. Het land wekt bijna twee gigawatt overtollige energie op en het beschikt over een van de grootste ijzerertsvoorraden ter wereld. In plaats van ruwe grondstoffen te exporteren zou het land kunnen investeren in smelterijen om groen staal te produceren. Dankzij de Europese verordening Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) kunnen industriële producten met lage CO2-uitstoot zoals groen staal zeer waardevolle exportproducten worden. Strategische partnerschappen met Europese bedrijven en ondersteunende handelsovereenkomsten zouden dat idee tot werkelijkheid kunnen maken.

Daarbij moet een brug gelegd worden tussen verschillende sectoren: energie, mijnbouw, productie en handelsbeleid. Dat vergt sterke analytische vaardigheden en geïntegreerde data. Overheden beschikken echter vaak niet over de nodige technische capaciteit of worden overdonderd door de verschillende agenda’s van donoren.

Er is dan ook nood aan een gecoördineerde aanpak onder leiding van het land. Een landenplatform biedt een oplossing door de overheid, investeerders, ontwikkelingspartners en internationale organisaties samen te brengen rond nationale prioriteiten. In een ideale wereld maken ze daarbij gebruik van gedeelde digitale tools voor betere samenwerking en besluitvorming, op basis van data. Het is cruciaal dat ministeries van Economie en Financiën vroeg in het proces betrokken worden. Zij beschikken namelijk over belangrijke hefbomen voor klimaatactie. Initiatieven zoals de Coalition of Finance Ministers for Climate Action, waarvan Oeganda en Nederland covoorzitters zijn, zijn van essentieel belang om klimaatdoelen te integreren in de economische planning.

Ik verwacht dat de Afrikaanse klimaattop 2025 in Ethiopië zal helpen om vooruitgang te boeken op onze klimaatdoelstellingen. Tijdens de top in Nairobi werd 26 miljard dollar toegezegd. We moeten nu nagaan hoeveel er effectief werd betaald en onze verantwoordelijkheid opnemen.

Bovenop de middelen in Afrika hebben we mondiale partnerschappen nodig voor technologie en financiering om de klimaatverandering aan te pakken en tegelijk ontwikkeling te bevorderen. Het is essentieel om daarbij vooruitgang te boeken op de verklaring van Nairobi, om de tekorten en de schulden op de klimaatfinanciering aan te pakken. Ik hoop dat het voorstel aanslaat om het bbp te herbekijken rekening houdend met de minerale rijkdommen, om zo leningen toe te staan voor infrastructuurinvesteringen.

In de nasleep van de Afrikaanse klimaattop van 2023 zouden we stakeholders bijeen moeten brengen volgens het principe van mutirão, de Braziliaanse traditie van gemeenschappen die samenwerken naar een gemeenschappelijk doel, en dat toepassen op onze Afrikaanse klimaattop. Door onze krachten te bundelen kunnen we de veranderingen teweegbrengen die nodig zijn om de klimaat- en energieambities van het continent te realiseren.

 

Welke rol ziet u weggelegd voor Enabel en Belgische spelers in de klimaat- en energietransitie?

Ik geloof dat Enabel de grote trendverschuiving al geïntegreerd heeft, van traditionele ontwikkelingshulp naar eerlijker en duurzamer partnerschappen die een transformatie op lange termijn ondersteunen. Door zijn steun aan ministeries van Financiën, zoals in Mozambique, helpt Enabel overheden bij de integratie van klimaatprioriteiten in de nationale planning en de economische strategie. Dat soort ondersteuning versterkt het lokaal eigenaarschap. Dat is van cruciaal belang voor initiatieven zoals het landenplatform, waar coördinatie tussen publieke en private spelers belangrijk is om impact op schaal te verwezenlijken.

Als we echte investeringen willen aantrekken, moet aan de andere kant van de tafel, waar diegenen met kapitaal, technologie en infrastructuur zitten, de opportuniteit ook herkend worden. Daar kan Enabel een belangrijke rol als facilitator spelen. Het agentschap kan overheden helpen om investeringskansen te identificeren en vorm te geven, mogelijk via instrumenten of digitale tools die structuur brengen in projectgegevens en die de ideeën presenteren zodat ze Belgische en Europese spelers in de private sector aanspreken.

In de context van de Afrikaanse klimaattop zou België waardevolle expertise in technologie en bedrijfsmodellen kunnen bieden. Als pleitbezorger van de Afrikaanse klimaattop dit jaar zou Enabel ervoor kunnen zorgen dat het thema aan bod komt en tegelijk ook het potentieel van Afrika kunnen benadrukken. De bewustwording vergroten is essentieel. Daarom zouden we het rechtstreeks engagement kunnen vergemakkelijken tussen Belgische bedrijven en Afrikaanse stakeholders, via doelgerichte ontmoetingen en de ontwikkeling van concrete instrumenten, zoals MoU’s, die geformaliseerd kunnen worden tijdens de top.

Meer updates en publicaties

Blijf op de hoogte

Blijf op de hoogte van onze activiteiten en internationale ontwikkelingstrends belicht vanuit Belgisch perspectief.

Newsletter NL

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.