Editoriaal activiteitenverslag 2022 – 2023

The missing link

Enabel heeft ambitieuze doelstellingen die in de strategie #ActForImpact zijn neergeschreven. Een van de doelstellingen is ‘Beyond Aid’. Wat moeten we ons daarbij voorstellen?

In 2050 zal een persoon op vier in de wereld Afrikaan zijn. In 2100 zal dat bijna een op twee zijn. Dat zijn de feiten. Terwijl de Europese bevolking veroudert en stagneert, is de mediane leeftijd in Afrika 20 jaar. De ontwikkeling van het Afrikaanse continent is dus een buitengewone kans voor Europa en de wereld. Afrika is een broedplaats van creativiteit en innovatie en we zijn ervan overtuigd dat de grote uitvindingen van morgen uit Afrika zullen komen.

In deze context moet ons samenwerkingsmodel helemaal omgegooid worden, en we zijn trots op de recente veranderingen in de strategie en de houding van Enabel in dat opzicht. Het gaat al lang niet meer om Noord-Zuid relaties, het gaat nu om volwaardige partnerschappen met de landen in Afrika en het Midden-Oosten, om samenwerking tussen gelijken, om gedeelde ideeën en innovatie die absoluut niet alleen van ‘onze kant’ komt.

We hebben het ook al lang niet meer alleen over welke expertise wij als agentschap te bieden hebben. Onze rol is geëvolueerd en we bieden nu ook de Belgische en zelfs de Europese knowhow aan. België heeft kwaliteitsvolle expertise op institutioneel vlak, in bepaalde thema’s en sectoren, industrieën… En dat is waar onze partners naar op zoek zijn: knowhow en ervaring in gebieden die de ontwikkelingssamenwerking overstijgen. In België worden bijvoorbeeld grote hoeveelheden vaccins geproduceerd, ons wetenschappelijk onderzoek op het vlak van vaccins is van wereldniveau, ons regelgevend kader voor de productie en de verkoop van vaccins is betrouwbaar. Het is de combinatie van die elementen, een soort van farmaceutisch ecosysteem dat we samen met Senegal, Rwanda en de Afrikaanse Unie proberen tot stand te brengen.

Om dat te kunnen doen, moet je samenwerken met verschillende partners. Enabel slaagt er stilaan in om die rol van ‘broker’ op te nemen, om erkend te worden als de ‘hub’ van de Belgische en Europese expertise. Samen met onze partners in Afrika en het Midden-Oosten gaan we op zoek naar de meest gepaste Belgische expertise in verschillende ministeries en instellingen, zodat we kunnen werken aan zo’n ecosysteem. Dat kan in de gezondheidszorg zijn, in het onderwijs, op het gebied van stadsontwikkeling, veiligheid, noem maar op.

 

Enabel heeft tientallen samenwerkingsakkoorden gesloten met Belgische overheidsdiensten, onderzoeksinstellingen, kenniscentra en universiteiten. Is het moeilijk om ze mee te krijgen in uw verhaal?

Alle partners moeten natuurlijk een meerwaarde vinden in zo’n samenwerking, anders haken ze af. We moeten nog meer en beter uitleggen wat die meerwaarde kan zijn voor de Belgische spelers. Hier is ook een rol weggelegd voor de politiek en de media, die deze modernere visie op internationale samenwerking mee kunnen uitdragen. We moeten het brede publiek uitleggen dat Afrika een continent van mogelijkheden is, een broedplaats van ideeën, van innovatie. Belgische experts van onze ministeries kunnen hun kennis en ervaring nuttig delen met hun Afrikaanse collega’s, en uit die samenwerking zullen ze op zijn minst even veel inspiratie en motivatie voor hun eigen werk halen.

Voor ons land zijn dergelijke partnerschappen ook strategisch interessant, want ze geven België een zekere uitstraling en versterken onze geloofwaardigheid in het buitenland. We mogen ontwikkelingssamenwerking niet bekijken als een verplicht nummertje, als een liefdadigheidsinstelling. Ze is een strategisch instrument van de Belgische prioriteiten, een onderdeel van de visie op tien jaar die België zou moeten hebben. Er moet een link zijn tussen ontwikkelingssamenwerking en de kennis die België wil ontwikkelen in een aantal gekozen sectoren, zoals hernieuwbare energie (offshore windmolenparken, groene waterstof), vaccins, innovatieve sociale aanpakken…

 

Hoe zou u het DNA van Enabel omschrijven?

Wat ons kenmerkt is dat we, in alle bescheidenheid, de landen en de context waarin we werken goed kennen. Onze financiële middelen zijn wat ze zijn, maar onze grootste rijkdom zijn onze medewerkers. Negentig procent van ons personeel werkt in de 21 landen waar we actief zijn en in de projecten. De kennis en de knowhow die zij hebben is onbetaalbaar. Maar onze expertise reikt nog veel verder: dankzij de samenwerkingsakkoorden met overheidsdiensten en onderzoekscentra kan Enabel een ongelofelijke rijkdom aan kennis aanbieden in de meest uiteenlopende sectoren. Ten derde hebben we het grote voordeel dat we aanwezig zijn in de ministeries waar de beslissingen worden genomen, en dat we in de concrete uitvoering van projecten ook samenwerken met lokale besturen, waar de beslissingen in de realiteit worden omgezet.

De jongste jaren hebben we misschien een beetje te veel ingezet op de projectwerking en te weinig aandacht gehad voor die institutionele hefboom. Daar moeten we de komende jaren een inhaalbeweging maken, want het is op het institutionele niveau dat je echt dingen in beweging zet.

 

Welke veranderingen stelt u nog voor om relevant te blijven?

In het vooruitzicht van onze ambities 2030 liggen we op koers; we hebben al een heel eind van de weg afgelegd. Maar om relevant te blijven, moeten we een aantal muren neerhalen. We moeten meer dan ooit gaan samenwerken met andere spelers, met de bedrijfswereld, organisaties, de diaspora, overheidsdiensten… Wat we ‘ontwikkeling’ noemen is zeker niet het monopolie van agentschappen zoals Enabel. Om een land te ontwikkelen, om welvaart te creëren moeten de overheid, de bedrijfswereld en de civiele maatschappij samenwerken. Ieder heeft zijn rol te vervullen en dat doe je het best samen, en niet naast elkaar.

Laten we om te beginnen spreken over internationale samenwerking, op voet van gelijkheid met onze partners, vastberaden keuzes maken en met volle overtuiging als Team Belgium de expertise van heel ons land inzetten, inclusief – en zonder naïef te zijn – de privésector. En zonder de diaspora te vergeten. Even belangrijk is dat we de eerlijkheid en de moed moeten hebben om onze partners op hun plichten te wijzen en te responsabiliseren. Als een project vierkant draait, of gerecupereerd dreigt te worden, dan moeten we de stekker durven uit te trekken.

Als je bijvoorbeeld het onderwijs in een land wilt ondersteunen om het efficiënter te maken of om hervormingen door te voeren, en je weet dat de leerkrachten niet of nauwelijks betaald worden, dan weet je toch dat je recht op een mislukking afstevent? Waarom zouden we geen voorafgaande voorwaarden mogen opleggen, zodat de leerkrachten eerst een fatsoenlijk loon moeten krijgen vóór wij het onderwijssysteem gaan ondersteunen. We zouden soms wat selectiever moeten kunnen zijn, en flexibeler wanneer de context dat vraagt. Er is geen enkele reden waarom ‘onze’ sector, de industrie van de internationale samenwerking, andere regels zou moeten hanteren dan een ontwikkelingsproject in België. De klassieke ontwikkelingssamenwerking moet ‘gedesindustrialiseerd’ worden. Dé ontwikkelingswerker bestaat niet. We werken niet voor onze eigen eer en glorie, wel om waar we kunnen een duwtje in de rug te geven.

Onlangs, op een bijeenkomst van Belgische exportdiensten en Belgische en Congolese ondernemers uit de diaspora moesten we vaststellen dat zij ons agentschap niet kennen, terwijl we natuurlijke bondgenoten zijn om – in dit geval – met Congo samen te werken. Het houdt geen steek om naast elkaar te werken en blind voor elkaar te blijven. Mensen uit de diaspora investeren via de remittances in hun land van oorsprong, en soms nemen ze invloedrijke functies op in de overheidsstructuren van hun land. Dat is ook belangrijk voor ons werk.

Maar we leren bij. In onze ‘klassieke’ projecten zorgen we ervoor dat de beroepsopleiding in een land beter wordt afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt, in samenwerking met de onderwijswereld, de arbeidsbemiddelingsdiensten en de bedrijfswereld. We voeren ook een aantal projecten uit die experimenteren met zogenaamde ‘professionele mobiliteit’. In Senegal en Ivoorkust gaan we samen met werkgeversorganisaties op zoek naar veelbelovende kleine ondernemers die we dan in contact brengen met bedrijven in België, zodat ze ideeën kunnen uitwisselen en samen nieuwe afzetmarkten kunnen aanboren. Tegelijk brengen we de West-Afrikaanse diaspora in België in contact met organisaties in Senegal en Ivoorkust zodat ze aangespoord worden om in hun land te investeren en economische activiteiten op te starten of te ondersteunen.

 

Hebben jullie de gepaste instrumenten om die nieuwe evolutie in de praktijk te brengen?

We moeten onze instrumenten aanpassen aan de realiteit. Tot vandaag is ons belangrijkste instrument de gift, financiële steun aan landen in moeilijkheden. Maar Afrika is een continent met 54 landen en al die landen hebben een eigen gezicht, een eigen karakter, een eigen context. Er zijn kwetsbare landen waar de risico’s groter zijn, denk maar aan de landen in de Sahel. Maar er zijn ook landen zoals Senegal, Rwanda of Oeganda waar je andere instrumenten kunt inzetten. Zelfs binnen hetzelfde land kun je enorme regionale verschillen hebben in termen van veiligheid en welvaart. De trend is dat de mensen meer en meer naar de steden trekken, dat de steden zich sneller gaan ontwikkelen en dat de ongelijkheid tussen stad en platteland groter zal worden. We moeten ons assortiment uitbreiden om gepast te kunnen inspelen op iedere specifieke situatie. Wellicht is een regionale aanpak wel verstandiger in plaats van op landenniveau te werken.

 

Wat kan een agentschap zoals Enabel eigenlijk betekenen? Uw bedrijfsresultaat is 340 miljoen euro. Op zich is dat natuurlijk veel geld, maar het is ‘maar’ evenveel als het jaarbudget van een stadsziekenhuis in Brussel.

De afgelopen jaren is onze omzet sterk toegenomen, van 227 miljoen euro in 2018 tot 340 in 2022. Dat is een significante stijging die we kunnen realiseren dankzij de Belgische gouvernementele samenwerking, omdat we die als een hefboom inzetten om ook andere financieringsbronnen aan te boren. Dat is niet alleen goed voor Enabel, maar het draagt ook bij aan het imago van België in het buitenland. We moeten natuurlijk bescheiden en realistisch blijven.

Met de middelen waarover we beschikken gaan we Afrika niet integreren. Maar als we die middelen slim inzetten, kunnen we wel iets betekenen. Onze kracht is dat we institutionele ondersteuning bieden, als bevoorrechte partner van de overheidsdiensten in de landen waar we werken. We kunnen daar echt aan de bron de verandering in gang zetten, door onze experts in de ministeries te plaatsen. Ons landenprogramma in Mozambique bijvoorbeeld is bescheiden, maar onze expert klimaatfinanciering in het ministerie van Financiën adviseert de Mozambikaanse overheid over de manier waarop zij haar klimaatplannen gefinancierd kan krijgen. Dat heeft een impact.
 
Jean Van Wetter – Algemeen directeur van Enabel

Delphine Moralis – Voorzitter van de raad van bestuur

Meer updates en publicaties

Blijf op de hoogte

Blijf op de hoogte van onze activiteiten en internationale ontwikkelingstrends belicht vanuit Belgisch perspectief.

Newsletter NL

"*" geeft vereiste velden aan